Opstart van een bemiddeling?

Indien de bemiddeling contractueel werd overeengekomen, dient de bemiddeling volgens de contractueel overeengekomen regels te worden opgestart.

 

Indien de bemiddeling niet contractueel werd overeengekomen (wat het vaakst voorkomt), zal de ene partij een voorstel van bemiddeling moeten doen aan de andere partij. Deze laatste is vrij om het voorstel te aanvaarden of te verwerpen. Na aanvaarding, moeten partijen een overeenkomst bereiken over wie zij als bemiddelaar willen aanstellen. Deze principes gelden evengoed wanneer een bemiddeling bevolen wordt door de rechter. Dit bevel is wel afhankelijk van de bereidheid van de partijen tot bemiddelen.

 

Ongeacht hoe de bemiddelaar werd aangesteld, zal de bemiddelaar de partijen uitnodigen om een bemiddelingsprotocol op te stellen. Pas na ondertekening daarvan kan de onderhandeling in bemiddeling beginnen. Dit bemiddelingsprotocol is essentieel willen partijen hun later akkoord door de rechtbank laten homologeren.

 

Hieronder worden de fases van een bemiddeling verduidelijkt:

 

  1. Eerste contact.

In deze fase maken partijen kennis met de bemiddelaar en licht de bemiddelaar toe wat bemiddeling is, hoe hij werkt en hoe een normaal bemiddelingstraject verloopt.

 

De bemiddelaar verzamelt informatie over het geschil, en peilt naar de standpunten van de partijen over het geschil en probeert inzicht te krijgen in wat van belang is voor elke betrokkene. Door partijen wederzijds inzicht te laten krijgen in wat voor elk belangrijk is, kan in deze eerste fase reeds gezorgd worden voor een vertrouwensklimaat.

 

Er kan geen duur worden geplakt op deze fase omdat het afhangt van de houding en verwachtingen van partijen en hoe zij in het traject wensen te stappen.

Wensen partijen effectief de bemiddeling op te starten, dient op het einde van het kennismakingsgesprek of in een navolgend gesprek de partijen en de bemiddelaar het bemiddelingsprotocol te ondertekenen.

 

Het bemiddelingsprotocol bevat de gegevens van de partijen; de omschrijving van het geschil of geschillen; de kosten en verdeling ervan; de “spelinstructies” of principes van de bemiddeling.

 

Na ondertekening wordt de bemiddeling effectief aangevat.

 

  1. De bemiddelingsgesprekken.

 

De bemiddelaar zal vervolgens elk van de partijen de kans geven hun visie en standpunt over het voorliggende geschil uit te leggen. De bemiddelaar tracht een – vaak vertroebelde communicatie– tussen partijen te herstellen. Immers kan door het wegwerken van eventuele misvattingen en communicatiestoornissen alleen al een scherper beeld worden opgehangen van de werkelijke inzet van het geschil. Door het duidelijk scheiden van de inhoud van het geschil van de ruis veroorzaakt door emoties, vooroordelen en apriorismen, zullen partijen zich bewust worden van het werkelijke probleem waarvoor een oplossing zal moeten gezorgd worden.

 

Vanuit de standpunten van partijen zal de bemiddelaar op basis van de aanbreng van de partijen verduidelijken wat de noden en de belangen zijn van iedere partij. Bijna vanzelf zal blijken of alle belangen naar voor gekomen zijn, dan wel sommige ervan nog een sluimerend bestaan leiden en de onderhandeling kunnen doen stranden. Daarom zal de bemiddelaar partijen daarover bevragen tot partijen formeel bevestigen dat er geen andere belangen meer zijn dan de opgelijste.

 

Soms ontstaat de noodzaak om afzonderlijke gesprekken te houden. Dit kan gebeuren omdat een partij terughoudend is om zich in aanwezigheid van de andere partij uit te drukken. Wanneer dit zich voordoet, kan de bemiddelaar aan partijen voorstellen om met elk van hen een afzonderlijk gesprek te hebben. Dit heet een caucus. Alles wat in dergelijke caucus gezegd wordt, zal vertrouwelijk blijven tussen de bemiddelaar en de betreffende partij, tenzij deze laatste er uitdrukkelijk mee instemt bepaalde elementen toch in het debat te brengen. Deze gelijke behandeling van partijen en vertrouwelijkheid is nodig om de neutraliteit van de bemiddelaar volkomen te vrijwaren. Het oordeelkundig gebruik ervan door de bemiddelaar zal vaak voor een doorbraak zorgen in de onderhandeling.

 

  1. Opties en onderhandelingen.

 

De bemiddelaar onderzoekt samen met de partijen opties tot mogelijke oplossingen en helpt hen om te bepalen wat de oplossing is die het best tegemoet komt aan de noden en belangen.

Een bemiddeling is en blijft een onderhandeling waarbij men het beste resultaat voor de cliënt wenst te bekomen. Het enige verschil met een onderhandeling is dat er een derde bij betrokken wordt, die de trajectbewaker is en de partijen begeleidt bij het zoeken naar een oplossing.

 

  1. Einde bemiddeling mét of zonder akkoord.

 

Het is altijd mogelijk dat de bemiddeling wordt beëindigd zonder akkoord of met een (gedeeltelijk) akkoord. In geval van akkoord, wordt dit akkoord op papier gezet en ondertekend door partijen.

In geval van een door de rechter bevolen bemiddeling informeren de partijen de rechter over de afloop van de bemiddeling. Indien ze niet tot een akkoord zijn gekomen, kunnen ze om een nieuwe termijn verzoeken of vragen dat de procedure wordt voortgezet.

 

 

 

Wanneer de partijen met behulp van de bemiddelaar – al dan niet met (permanente) bijstand van advocaten - tot een akkoord komen, wordt neergeschreven wat overeengekomen werd en door de partijen ondertekend.

 

Artikel 1733 Ger. Wetboek voorziet in de mogelijkheid om het bemiddelingsakkoord ter homologatie te kunnen voorleggen aan de bevoegde rechtbank. Deze homologatie heeft de gevolgen van een akkoordvonnis.  Er is geen verplichting zulks te doen en een homologatie wordt meestal aangevraagd (door één der partijen is voldoende) indien de andere partij haar verplichtingen of engagementen niet uitvoert of naleeft.

 

  1. Verdere opvolging.

 

Enkel in zoverre de partijen dit willen kan de bemiddelaar na het bemiddelingstraject het dossier verder opvolgen. Dit kan het geval zijn wanneer toezicht dient gedaan op de uitvoering van het bereikte akkoord of de evaluatie ervan.